Piet de Vries (op de foto met Manus Brinkman): ‘In de oorlog waren mijn neef Flip Vethaak en ik te werk gesteld in Berlijn. In 1945 kwamen de Russen en moesten de Duitsers vluchten. In de haast lieten zij hun fietsen achter bij een station. Daar stonden er dus heel veel. Flip en ik pikten er allebei een uit en fietsten van Berlijn terug naar Nederland.
Ik was 23 en was nog nooit bij het wielrennen betrokken geweest. We kwamen terug in Nederland en Flip was al in 1936 naar de Olympische Spelen geweest en wilde de draad van het wielrennen weer oppakken. Op een dag fietsten we samen naar Scheveningen. Flip op een racefiets en ik op een gewone fiets. Op de terugweg bij Delft zeg ik: 'Flip, nu moet je eens proberen mij van het wiel te rijden.' Flip meteen rijden en rijden, maar hij kreeg mij niet van het
wiel. Dus hij laat zich uitbollen en ik reed hem voorbij, maar hij demarreerde weer langs me heen en riep: ‘Nou moet je ook volgen.' Ik weer aanzetten en ik kom weer terug in zijn wiel.
Hij kijkt me heel raar aan en zegt: 'We gaan voor jou eens een racefietsje in elkaar zetten en zo ben ik wielrenner geworden.'
'Nieuwelingen slaan we over', zei Flip. 'We worden ineens amateur.' In mijn eerste wedstrijd kon ik nog helemaal niet sturen en kwam ik te vallen. De tweede wedstrijd viel ik weer, maar werd ik wel zesde en de derde wedstrijd won ik. Dus zo snel ging dat, maar ik kon niet afzien en heb er niet uitgehaald wat er inzat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten